Uit de ivoren toren
In 2010 werd ik op mijn 26e voor het eerst gekozen als raadslid. Een blik in de raadzaal destijds leerde mij dat ik redelijk jong was. Veel mensen om mij heen stelden me dan ook de vraag die veel (jonge) nieuwe raadsleden krijgen: “Waarom wil je überhaupt raadslid worden? Waarom heb je jezelf verkiesbaar gesteld?” Het antwoord was altijd simpel: omdat ik vind dat als je een verandering teweeg wil brengen, je niet enkel moet ‘zeuren’ (iets wat met de opkomst van social media nóg makkelijker en populairder is geworden), maar vooral zelf moet doen wat in jouw macht ligt om die verandering teweeg te brengen. Hoe jong (of klein) je ook bent.
Ik had in 2010 verschillende doelstellingen voor mezelf. Eén van de belangrijkste doelstellingen was dat ik politiek meer naar de inwoners wilde brengen. Ik was (en ben) geen debater, maar luisteren en signalen meenemen de raadzaal in, dat kan ik. Politiek was niet hip, politiek was een wereldje op zich en politici zitten op een eigen eilandje terwijl ze zich niet veel van de inwoners aantrekken. Ja, dat beeld wilde ik veranderen. Mensen moesten weer geïnteresseerd raken in het bestuur van de stad en de (lokale) politiek willen volgen. Ik wilde dat teweeg brengen door veel in contact te zijn en te blijven met de inwoners van de gemeente. Logisch, zou je zeggen… dit is immers de basis van het raadslidmaatschap.
Nu, 5 jaar later en inmiddels voor de tweede periode raadslid, weet ik wel beter. Het is niet zo gek dat de inwoners ver af staan van de politiek. Dat staan ze ook. De vergadercultuur is, vooral voor kleinere fracties, dusdanig heftig dat je als raadslid bijna werkloos moet zijn om ook nog het contact met de inwoners te bewaren. Want let wel: de meeste raadsleden hebben gewoon een baan. Daarnaast wordt van ze verwacht dat ze minstens één keer per maand een commissievergadering voorbereiden en bijwonen, één keer per maand een raadsvergadering voorbereiden en bijwonen en bijna wekelijks met de fractie de standpunten bespreken. Dat lijkt niet veel, maar tel daar een 50-urige – 40 uur bestaat tegenwoordig niet meer – werkweek, bijeenkomsten van de Partij zelf (vaak in weekenden en/of andere vrije avonden) en beeldvormings- en informatieavonden vanuit de gemeente bij op en de agenda zit vol. En dan heb ik het nog niet over een eventueel sociaal leven dat sommige politici ook nog willen onderhouden.
Steeds weer komt dit ‘probleem’ in de raad ter sprake. “Hoe versterken we de volksvertegenwoordigende rol van de raad?” De inwoners moeten meer naar de raadzaal toe. Of nee, wij moeten meer vergaderen buiten de raadzaal. We moeten meer naar vergaderingen van wijkverenigingen. Desnoods missen we een keer een raadsvergadering. Maar daar zit de crux: moeten we niet gewoon eens een keer goed onze vergadercultuur onder de loep nemen? Vergaderen van 19:30 tot minstens 23:00… dat móet toch een tandje minder kunnen? Wellicht dat dan meer inwoners een vergadering bij komen wonen. En wellicht dat we dan als politiek weer meer vertrouwen kunnen winnen van de inwoners zodat we inderdaad de o zo gewilde burgerparticipatie samen vorm kunnen nemen.