2 december 2015

Aïcha en de Tielse opvang van vluchtelingen

De laatste maanden moet ik vaak denken aan Aïcha. Een aantal jaar geleden werkte ik bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Daar deed ik de intakes van Iraakse asielzoekers. Van de asielzoekers bij wie ik de intake heb gedaan, is de 14-jarige Aïcha mij het meest bijgebleven. Aïcha was met haar moeder naar Nederland gekomen. Een collega van mij deed de intake van de moeder en ik de intake van Aïcha. We zaten in twee kamers naast elkaar.

Bij de intake vraag je, uiteraard via een tolk, een asielzoeker om allerlei persoonlijke gegevens: waar hij of zij heeft gewoond, wat voor werk hij of zij heeft gedaan en wie zijn of haar familieleden zijn. Omdat een 14-jarig meisje nu eenmaal minder vaak verhuisd is dan bijvoorbeeld een 60-jarige man en zij meestal geen werk heeft gehad, wist ik dat ik ruim de tijd had voor de intake van Aïcha. Natuurlijk zijn 14-jarige meisjes ook vaak eerder zenuwachtig dan 60-jarige mannen, dus ik besloot de intake langzaam op te starten. Aïcha was gelukkig al snel op haar gemak. Ik vertelde haar wat de bedoeling van de intake was en dat er voor haar af en toe rare vragen bij zouden zitten, maar dat ze deze wel moest beantwoorden. “Zo ga ik je vragen of je werk hebt gehad, of je getrouwd bent en of je in Irak in het leger hebt gezeten”, zei ik. De tolk vertaalde dat en Aïcha begon te lachen. Ze kreeg pretoogjes, zei iets in het Arabisch tegen de tolk en de tolk begon te lachen. Ik keek de tolk vragend aan. “Ze zei dat ze generaal is geweest”, zei de tolk. Natuurlijk moest ik hard lachen om die opmerking. Op mijn plagerijtje dat ik het ging opschrijven, zei Aïcha voor de zekerheid toch maar dat ze niet in het leger had gezeten.

Die ontspannen sfeer bleef hangen tijdens de intake. Aïcha beantwoordde mijn vragen goed en af en toe was er ook ruimte voor humor tussen Aïcha, de tolk en mij. Tot het elf uur werd. Mijn college en ik hadden afgesproken op dat tijdstip even pauze te houden om de antwoorden van Aïcha en haar moeder met elkaar te vergelijken. Die kwamen met elkaar overeen. Mijn collega vertelde dat op een gegeven moment de moeder van Aïcha tijdens de intake breed zat te glimlachen. Op de vraag waarom, had de moeder gezegd dat ze Aïcha in de kamer ernaast hoorde lachen. Ze vertelde dat Aïcha een vrolijke meid was, maar dat ze in Irak totaal was veranderd vanaf het moment waarop haar vader vermoord was. De vader van Aïcha was vermoord door extremisten die vonden dat de familie te westers was. Aïcha droeg bijvoorbeeld geen hoofddoek en de extremisten vonden dat dit wel moest. Nadat vader was vermoord, moesten Aïcha en haar moeder halsoverkop vluchten. Dit had een enorme impact gehad op Aïcha. De moeder van Aïcha vertelde dat ze in het veilige Nederland soms de oude Aïcha weer terug zag.

Met dit verhaal in mijn achterhoofd moest ik mijn intake met Aïcha hervatten en dat viel me zwaar. Het eerstvolgende punt van de intake was namelijk het onderdeel ‘familieleden’ en daarbij moest ik haar vragen naar haar vader. Ik besloot het in te leiden en zei dat ik haar ging vragen over haar familieleden: haar opa’s, oma’s, moeder, vader en haar broertjes en zusjes. De tolk vertaalde dit, zodat ik de gelegenheid had goed naar de reactie van Aïcha te kijken. Terwijl het Arabisch van tolk klonk, zag ik de pretoogjes van Aïcha op slag omslaan in een diepbedroefde blik. Die omslag en die ongelooflijk treurige blik staan in mijn hersenen gegrift en zal ik nooit vergeten.

Ik moet de laatste maanden bij alle discussies over de opvang van met name Syrische vluchtelingen aan Aïcha denken. Natuurlijk zou het gemakkelijkste zijn als Syrische vluchtelingen in de regio worden opgevangen. Maar 95% van deze vluchtelingen wordt al opgevangen in de regio. De regio zit overvol: in Nieuwsuur was een reportage over een Turkse stad met 90.000 inwoners, waar 115.000 Syrische vluchtelingen waren. Dat is niet houdbaar, niet voor de regio en niet voor de vluchtelingen. Natuurlijk zijn er dan vluchtelingen die dan doorreizen naar West-Europa. En als de vluchtelingen dan aankomen in Nederland, dan moeten we als fatsoenlijk land deze vluchtelingen een dak boven hun hoofd geven zolang de asielprocedure duurt. Omdat we als fatsoenlijk land niet willen dat meisjes als Aïcha en vrouwen als haar moeder op straat slapen, zeker niet na alle ellende die zij al hebben meegemaakt. Nederland moet een veilige haven zijn. We moeten dus iets voor Aïcha, haar moeder en andere vluchtelingen regelen, ook als gemeente Tiel. Daarbij zal het altijd gaan om kleinschaligere opvang: voor een asielzoekerscentrum heeft de gemeente Tiel simpelweg de ruimte niet.

Tegelijkertijd heb ik en heeft de PvdA ook begrip voor alle zorgen die er zijn over de opvang van vluchtelingen. We moeten dat als gemeente Tiel wel kunnen dragen. Natuurlijk is het enorm frustrerend als je als woningzoekende al jarenlang ingeschreven staat voor een huurwoning, je ziet een geweldig mooi huurhuis, maar helaas: een vluchteling met een verblijfsvergunning krijgt voorrang. Dan baal je als een stekker. Daarom vindt de PvdA juist dat we moeten kijken of we bestaande panden, bijvoorbeeld kantoorpanden, geschikt kunnen maken voor bewoning door vluchtelingen. Op die manier kan de woningzoekende toch zijn droomhuis gaan huren. Ditzelfde geldt voor de banen en de zorg in de gemeente Tiel. Tiel kent een vrij hoog percentage werklozen. Ook doen relatief veel mensen een beroep op de zorg. Daar moeten we rekening mee houden: de opvang van vluchtelingen moet er niet toe leiden dat het percentage werklozen nog veel verder toeneemt en dat we mensen niet de zorg kunnen geven die ze nodig hebben. We moeten het wel aankunnen als gemeente Tiel.

Maar boven alles staat dat we ervoor willen zorgen dat we ook als gemeente Tiel voor meisjes als Aïcha en vrouwen als haar moeder klaar staan als zij een dak boven hun hoofd nodig hebben, als de fatsoenlijke gemeente die we zijn. Daarom heb ik namens de PvdA ervoor gepleit om vluchtelingen te helpen daar waar we dat kunnen. Dat betekent onder andere dat we voor de crisisnoodopvang hebben gestemd in de gemeenteraad. Gelukkig was een grote meerderheid voor dit voorstel: alleen CDA en VVD stemden daar tegen. Crisisnoodopvang is een opvang van 72 uur lang (3 dagen) voor asielzoekers die nog niet terecht kunnen in een asielzoekerscentrum. Deze opvang kan verlengd worden met nog eens 72 uur, dus in totaal kan deze opvang 6 dagen duren. Het is voor de vluchtelingen zeker niet ideaal, want het levert een enorm gesleep met vluchtelingen op. Sommige vluchtelingen zitten inmiddels al voor de elfde keer (!) op een andere locatie. Dat zorgt ervoor dat de vluchtelingen nergens goed kunnen wennen. Liever zouden we, net als de burgemeester, zien dat vluchtelingen langer op dezelfde locatie zouden blijven. Maar helaas is dit niet zo geregeld door het Rijk. Daar veranderen we ook als gemeente Tiel niks aan. We kunnen dus niet helpen zoals we graag zouden willen, dan moeten we maar helpen zoals het wel kan.

Inmiddels heeft er een crisisnoodopvang van vluchtelingen gezeten in de sporthal Westroijen. De opvang heeft geduurd van woensdag 25 tot en met maandag 30 november 2015 en is zonder problemen verlopen. De vluchtelingen gaven aan heel erg dankbaar te zijn voor de Tielse opvang en het fijn te vinden dat ze hier veilig konden verblijven. De PvdA is enorm blij dat de opvang zo goed is verlopen en dat de gemeente Tiel zijn steentje heeft kunnen bijdragen aan de opvang van vluchtelingen. Ook al was het maar voor zes dagen, we vinden het een prettige gedachte dat Tiel gedurende die tijd een veilige haven kon zijn, speciaal voor alle Aïcha’s.